Kenmerken van Geluid
1. Kenmerken van Geluid (Th2 H5 ↗74)
1.1. Geluidsgolven
golven = trillingen van de lucht
geluidssterkte:
- amplitude A (eenheid: decibel = \(dB\))
- pijngrens: \(\approx 100 dB\)
geluidssnelheid:
- in lucht: \(343 \frac{m}{s}\)
- bliksem/donder: binnen \(3\ s\) “vliegt” de donder \(1\ km\) ver; \(\frac{1030\ m}{3\ s} \approx \frac{343\ m}{1\ s}\)
- in water: \(1481 \frac{m}{s}\)
frequentie:
- een kenmerk van een geluid: golflengte, frequentie, toon (muziek)
- meer over golflengte en frequentie
- toonhoogte (eenheid: Hertz = \(Hz\))
- bij muziekinstrumenten vaak: resonantie (van snaren of luchtvolume)
1.2. Resonantie
Resonantie (Latijn: resonare, weerklinken) is een natuurkundig verschijnsel dat voorkomt bij trillingen. Een trillend voorwerp kan een ander voorwerp in trilling brengen, doordat de trillingen via een tussenstof worden doorgegeven. Als dit andere voorwerp in het ritme van de oorspronkelijke trillingen gaat meetrillen, wordt dat verschijnsel resonantie genoemd. De trilling van dat andere voorwerp kan veel sterker zijn dan men op grond van de aanstoting zou verwachten (de trilling vindt weerklank).
[bron]
- Tacoma Bridge Collapse: https://www.youtube.com/watch?v=3mclp9QmCGs
1.3. Prikkellimieten
- gehoorbereik mens: \(20\ Hz - 20\ kHz\)
- \(<20\ Hz\): infrasoon (bv. olifanten → grotere bereik)
- \(>20\ kHz\): ultrasoon (bv. vleermuizen, dolfijnen → betere reflectie en gerichtheid; ratten → buiten gehoor predatoren)
- gehoordrempel: persoon-, en frequentiespecifiek
vorige les \(\quad\) volgende les