Spieren (Microscopisch)
- [leerpad 25/01/2024] -> zie bookwidgets
1. Homologie
1.2. geschiedenis
Het fenomeen van “homologie” heeft Naturalisten altijd gefascineerd (bv. Richard Owen, Étienne Geoffroy Saint-Hilaire, Charles Darwin).
“What could be more curious than that the hand of man formed for grasping, that of a mole, for digging, the leg of a horse, the paddle of a porpoise and the wing of a bat, should all be constructed on the same pattern and should include similar bones and in the same relative positions?”
uit: Darwin (1859) “On The Origin of Species…”, Ch. XIII, p.434 (tekst gratis beschikbaar)
1.3. definitie
Definitie “Homologie”:
- Gelijkenis tussen soorten die zijn reden heeft in de overerving van kenmerken/eigenschappen van een gemeenschappelijke voorouder.
- Bv. vinden we bij verschillende soorten botten en spieren in vergelijkbare vorm en positie, maar lichte aanpassing, in organen die zelf een verschillende functie kunnen hebben.
- voor wie er meer botten wilt: → oefening 6, p. 98
2. Bindweefsel
2.1. verbetering leerpad
- pezen (aangepast vorige les, voorbeeld fles/elastiek)
- kraakbeen: zie beneden
2.2. kraakbeen
Voorbeeld kraakbeen:
- een andere soort bindweefsel (precies niet “zoals bot…”)
- stevig, maar glad, niet poreus
- ook: collageen (maar andere type)
- groeit sneller dan bot
- voorkomen: neus, buitenoor, ribbenkas, gewrichten
- zie leerboek ↗99 oefening 7
- zie ook hier
2.3. “bindweefseldieren”
- gewervelden (“alle dieren met een wervelkolomn”) hebben veel verschillende soorten bindweefsel.
- variatie in fysieke kenmerken:
- stevigheid (bv. bot, tand)
- elasticiteit (bv. pees, spier)
- wrijving (bv. kraakbeen in gewrichten)
- isolatie (bv. vetweefsel)
2.4. collageen
Collageenvezels zijn vaak bestanddeel van bindweefsels
- polypeptid (ketting van aminozuren, zoals proteine)
- afbeelding: bv. hier (Fig. 2+3)
- zie experiment “bot in zuur”
[bron]
2.5. bouw gewrichten (Th3 H2 ↗99)
→ oefening 7, p. 99
2.6. Samenvatting
Jullie moeten weten:
- “bindweefsel” is een heel algemeen schuifje
- weefsel aangepast aan fysische gebruik (stevigheid, elasticiteit, wrijving, isolatie)
- collageenvezels als belangrijk bestanddeel van bot, kraakbeen, pees en andere
- voorbeeld: bouw gewrichten, kraakbeen
3. Spier: Bouw (Th3 H2.2+H2.3)
3.1. grootteschalen! (Th3 H2.3 ↗102)
[1]
3.2. structuur
→ oefening 12, p. 102+103
van klein naar groot:
- actine + myosine
- sarcomeren
- spierfibrillen
- spiervezels (cellen)
- spierbundels
- spier
3.3. structuur en functie
- spieren kunnen maar één ding: samentrekken.
- we zien een samenhang tussen de microscopische structuur en de macroscopische functie
(microscopisch = heel klein, macroscopisch = groot/met blote oog zichtbaar)
3.4. spiertypen (Th3 H2.2 ↗100)
op het niveau van de spiervezels zijn er verschillen tussen spieren zichtbaar.
skeletspieren = dwaarsgesteepte spieren
glad spierweefsel
hartspier
- oefening 10, p. 101
3.5. bonus: fibriltypen
- er zijn ook meerdere (>2) soorten fibrillen!
- misschien belangrijk voor sport en training
- type I voor uithoudingsvermogen; types II voor snelheid/kracht
- zie bv. uitleg hier en meer gedetailleerd hier (engels)
4. ⌘ Samenvatting
- homologie: definitie en voorbeeld
- bindweefsel: voorbeeld kraakbeen, pees; collageen
- microscopische structuur spier: actine/myosine, sarcomeren, fibrillen, vezels, bundels
- spiertypen: dwarsgestreept, glad, hartspier
volgende week: toets!
5. Afsluiter
wat is dit?
6. Bronnen
- [1] Campbell Biology Global Edition (9th ed., 2011); Fig. 50.26 “The structure of skeletal muscle.”, p. 1150; Pearson
vorige les \(\quad\) volgende les